Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet verontreiniging oppervlaktewateren

 

Artikel 21
1
In afwijking van artikel 20, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een woonruimte worden geloosd gesteld op drie vervuilingseenheden. De vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een door één persoon gebruikte woonruimte worden afgevoerd bedraagt één vervuilingseenheid.
2
Het eerste lid is niet van toepassing op de voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. De in de vorige volzin bedoelde woonruimten worden tezamen aangemerkt als één bedrijfsruimte dan wel als onderdeel van een bedrijfsruimte.
3
In afwijking van artikel 20, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen, die vanuit een bedrijfsruimte of vanuit een zuiveringtechnisch werk voor het zuiveren van afvalwater worden geloosd, gesteld op drie vervuilingseenheden indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat die vervuilingswaarde minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt en op één vervuilingseenheid indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat die één vervuilingseenheid of minder bedraagt.
4
Indien in de loop van een kalenderjaar het gebruik van een woonruimte door een gebruiker aanvangt of eindigt wordt deze voor een evenredig gedeelte van het op basis van het eerste lid bepaalde aantal vervuilingseenheden aan een heffing onderworpen.
5
In afwijking van artikel 20, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een bedrijfsruimte of een onderdeel van een bedrijfsruimte bestemd om in het kader van de uitoefening van een beroep of een bedrijf onder een permanente opstand van glas of kunststof gewassen te telen, bepaald op basis van het zesde lid.
6
De vervuilingswaarde bedraagt drie vervuilingseenheden per hectare vloeroppervlak waarop onder glas of kunststof wordt geteeld en per deel van een hectare vloeroppervlak een evenredig deel van drie vervuilingseenheden.
7
Indien in de loop van het kalenderjaar het gebruik van een in het vijfde lid bedoelde bedrijfsruimte of onderdeel van een bedrijfsruimte dan wel van een deel daarvan door de gebruiker aanvangt of eindigt wordt hij in dat kalenderjaar voor die bedrijfsruimte, voor dat onderdeel of voor dat deel voor een evenredig gedeelte van het op basis van het zesde lid bepaald aantal vervuilingseenheden aan een heffing onderworpen.
8
Een vervuilingswaarde voor de bedrijfsruimte of het onderdeel van een bedrijfsruimte, berekend op basis van het zesde of zevende lid van minder dan vijf vervuilingseenheden wordt op drie vervuilingseenheden, en van één of minder dan één vervuilingseenheid op één vervuilingseenheid gesteld.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AF1577, Cassatie, 37230
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    06-12-2002
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Cassatie
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Hoge Raad
    Nr. 37.230 6 december 2002 AF gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 april 2001, nr. 99/2760, betreffende na te melden aanslag in de zuiveringsheffing. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar...
  • LJN BJ5183, Hoger beroep, BK-07/00526
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    01-05-2009
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof 's-Gravenhage
    De forfaitaire maatstaf van drie vervuilingseenheden bij huishoudens van twee personen of meer respectievelijk één vervuilingseenheid bij bewoning door één persoon, is ingegeven door redenen van doelmatigheid en uitvoerbaarheid en is niet onredelijk.
  •